Noordzijde van de Noorderhaven, hoek Hieuwe Kijk in 't Jatstraat. Woning van de familie Gockinga. Vervaardiger: Fr. Jul von Kolkow tussen 1880 en 1900. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groninigen. Licentie: Creative Commons.
Het richten rond 1880
Wanneer een boerenplaats, molen, huis enzovoort gebouwd of voor een deel vernieuwd wordt en de dag nadert, waarop de gebinten moeten worden opgericht[1], dan verzoekt de eigenaar van het gebouw zijn familie, buren en vrienden hem te helpen richten. Dit richten gaat nog altijd gepaard met een zekere feestelijkheid, ofschoon niet meer zoveel als in vroegere jaren. Zodra de eigenlijke arbeid is afgelopen, wordt er midden op de kap van het gebouw een meiboom geplaatst, bestaande uit een spar met een dwarslat. Aan het ene einde van de lat hangt een stuk hout in de vorm van een schink (ham), aan het andere een fles, terwijl de top van de boom gevormd wordt door een palmstruik of althans door een met palm versierde groene tak.
Schildwolde: boerenschuur in aanbouw. Boven de gereedgekomen nok van de toekomstige schuur is de zogenaamde meiboom te zien. Foto: Collectie Kramer, 1915-1940. Uit deze foto blijkt dat het gebruik van de meiboom in de eerste helft van de 20e-eeuw ook nog in gebruik is. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen. Licentie: Creative Commons.
Is de meiboom opgericht, dan wordt hij door een van de timmermansgezellen beklommen, die er enige palmstruikjes afplukt, om ze onder het uitspreken van een gelukwens uit te reiken, in de eerste plaats aan de heer des huizes en diens familie en vervolgens aan de genodigden, welke beleefdheid iedereen beantwoordt met het geven van een fooi. In de stad Groningen plegen de gezellen ook een takje van de meiboom rond te brengen, bij allen, die enige leverantie van belang aan het nieuwe gebouw hebben gedaan, bijvoorbeeld bij de hout- en steenhandelaar, smid, enzovoort, natuurlijk ook met de bedoeling een drinkgeld te krijgen.
De richtpartij wordt besloten met een maaltijd, bestaande uit klont (soort van meelpudding in een zak gekookt, elders zakkoek, meelpuut (Oldambt), meelpuil, Jan in de zak of Jan in 't hemd geheten), aardappelen met schink (ham) en melkentwaibak (melk met daarin gekruimelde beschuiten).
Het voetenwissen rond 1880
Treedt de eigenaar of een of ander nieuwsgierige een in aanbouw zijnde huis voor het eerst binnen, dan worden hem de voeten gewist, dat is zodra hij de voet over de drempel zet, komt een der gezellen met een doek en veegt hem daarmede over de voeten, onder het opdreunen van het rijmpje:
Ik kom hier met verlof,
Uw voeten zijn vol stof,
Ik ben er toe genegen
Om u ze af te vegen,
't Is niet om te gekken of om te mallen,
Maar gij zijt in een kleine boete vervallen.
In de stad Groningen luiden de beide laatste regels:
't Is niet uit eer of uit fatsoen,
Maar 't is om een fooi te doen.
't Spreekt van zelf, dat ook deze aardigheid met het geven van een fooi behoort beantwoord dient te worden.